logo


Over pizza’s

Ik woonde in Amsterdam samen met één huisgenoot. Later, toen ik het ongeborgen karakter van Amsterdam had verruild voor de knusse inborst van Leiden, had ik er wel zeven. Vier meisjes en drie jongens. Dat is voor een corpshuis behoorlijk knorrig, maar het was er gezellig, en er werd bovendien gekookt. Iets wat wij in Amsterdam zelden deden. Hollandse pot, couscous, rijst met bruine bonen en gehakt, confit de canard en ooit zelfbereide Pekingeend. Op de verloren zondagen, wanneer de meesten pas laat op de avond zouden terugkeren van een weekendbezoek aan hun ouders, aten wij, de thuisblijvers, patat. De typisch Leidse snackbarketen Hendo was dan ons speelterrein.

Patat was in Amsterdam dagelijkse kost. Dat leverde bloedarmoede op en nog meer depressies. Eén keer bestelde mijn huisgenoot pizza. Een Quattro Formaggi die binnen twintig minuten bezorgd zou worden. Vanaf het balkon keken we uit naar het brommertje, dat niet kwam. Er stopte wel een gifgroene Datsun 100a voor de hoofdingang van de flat. Een slordig geklede man wurmde zich uit het autootje. Hij had een pizzadoos in z’n hand. ‘Welke pizzabakker heb jij gebeld’, vroeg ik op droge toon. ‘De eerste de beste’ antwoordde mijn huisgenoot, en holde de portiek op om de doos in ontvangst te nemen.

De pizza was niet te vreten. Nadere inspectie wees uit dat we met een pizza van het merk Euroshopper van doen hadden. Ze hadden ‘m wel zelf met kaas belegd. Moet ik het scenario schetsen hoe die pizza van de winkel, via de oven van een of andere thuisbakker op ons adres is terechtgekomen?

https