Met mijn achternaam heb ik minder geluk. Die luidt namelijk De Sitter.
De rest van mijn familie ondervindt daar geen hinder van, die gaan vrolijk door het leven.
Zij wonen aan de Noordes, de Annastraat of weet ik veel waar.
Ik woon echter aan de Van Cittersstraat.
Dat vinden de meeste mensen die ik ontmoet heel bijzonder.
De Sitter aan de Van Cittersstraat? Je meent ‘t? Hoe toevallig!
Dan zeg ik dat je Van Citters met een c schrijft en een s aan ’t eind.
Dat het een heel andere naam betreft.
Maar ’t deert ze niet. Ik zwaai met mijn armen en wijs ze nogmaals op de c’s en de s-en. Schuimbekkend herhalen ze: ‘Gilles de Sitter in de Van Cittersstraat! Heb je ’t erop uitgezocht!? Die gozer heeft gewoon z’n eigen straat!’
Ik wist dat het zou gebeuren. Mensen zijn zo.
Ze luisteren niet, maar hebben altijd wat te zeggen.
Morgen dien ik een verzoek in bij de gemeente.
Of ze de straatnaam willen veranderen in De Sitterstraat.
Dat heeft toch niemand door.